Leren over Bio

03 mei 2021

In 2017 ging een werkgroep aan de slag met bio en agro-ecologie in het secundair landbouwonderwijs; in 2019 kwam daar het hoger landbouwonderwijs bij. Doel: ervoor zorgen dat scholieren en studenten in het landbouwonderwijs op zijn minst kennis konden maken met bio- of agro-ecologische landbouw tijdens hun opleiding. We maken een stand van zaken op. 

Landwijzer

Dit artikel verscheen eerder in Bio Actief 51. 

Biologische landbouw en agro-ecologie werden in het secundair landbouwonderwijs lange tijd stiefmoederlijk behandeld. In de meeste scholen kwamen deze landbouwvormen zelfs helemaal niet aan bod. Daar wou de Vlaamse overheid verandering in brengen en dus namen ze dit op in hun Strategisch plan biologische landbouw. Els Bonte van het Departement Landbouw en Visserij: “Wij willen dat scholieren op zijn minst goede informatie krijgen over biologische en agro-ecologische landbouw, zodat ze aan het eind van hun schoolcarrière een bewuste keuze kunnen maken.”

Om dat te realiseren, werd in 2016 de werkgroep ‘Bio en agro-ecologie in het landbouwonderwijs’ in het leven geroepen. In deze werkgroep zitten onder andere onderzoekers, onderwijskoepels, landbouworganisaties als BioForum en departementen Landbouw en Omgeving van de Vlaamse overheid.

Katleen van Essche van het Departement Omgeving kwam terecht in de werkgroep omdat zij werkt rond agro-ecologie: “Enkele jaren geleden schreven we een onderzoeksopdracht uit rond het voorkomen van agro-ecologie in educatie naar huidige en toekomstige landbouwers. Uit dat onderzoek kwamen een aantal aanbevelingen. Een daarvan was het opzetten van lerende netwerken.”

“In plaats van heel breed te gaan, willen we nu eerst verder werken aan een sterke basis. Hiervoor kijken we in de eerste plaats naar lesgevers en scholen die heel concreet met bio en agro-ecologie aan de slag willen of er al mee bezig zijn.”

Siebe Keirse, Landwijzer

Lerende netwerken

Zo ging de bal aan het rollen. Onder impuls van deze aanbevelingen en de werkgroep vonden er in 2018 drie van deze lerende netwerken plaats, onder begeleiding van Landwijzer, het opleidingscentrum biologische landbouw. Siebe Keirse van Landwijzer: “In de lerende netwerken hebben we thematisch, vanuit de gezamenlijke interesses en nood bij scholen, mensen samen gezet om concrete ervaringen te delen met elkaar. Dat kon gaan over teeltspecifieke vragen, maar ook over drempels die zij binnen de schoolmuren ervaren als het gaat over agro-ecologie. Daarbij mikten we heel breed. Iedereen was welkom. Dat waren dus niet alleen leerkrachten of TAC’ers (technisch adviseur-coördinators, de teeltbegeleiders tijdens de praktijkuren), maar ook mensen van de onderwijskoepels en adviseurs. Dankzij die lerende netwerken ontdekten we dat er bij veel mensen in het onderwijs een honger bestaat om bio en agro-ecologie te integreren in hun lessen en daar kennis over op te bouwen.”

Dit jaar start er een vervolgproject, maar met een andere aanpak op twee sporen: in de diepte met de scholen die al wat verder zijn in het proces en meer algemeen voor de andere. Landwijzer voert de opdracht uit. Keirse: “In plaats van heel breed te gaan, willen we nu eerst verder werken aan een sterke basis. Hiervoor kijken we in de eerste plaats naar lesgevers en scholen die heel concreet met bio en agro-ecologie aan de slag willen of er al mee bezig zijn.”

In de praktijk zal Landwijzer twee middelbare scholen begeleiden tijdens hun omschakeling naar biologische landbouw. De ervaringen die tijdens dit traject opgedaan worden, moeten leiden tot een soort draaiboek dat ook gebruikt kan worden door andere scholen die met bio en agro-ecologie aan de slag willen. Daarnaast komt er ook een lesgeverscursus. Het traject loopt tot maart 2023.

Op het moment van schrijven staat het project nog in de steigers: “Wat we al wel weten, is dat we ook het onderzoek en de landbouworganisaties willen betrekken. We deden ook al een oproep naar scholen en ontvingen zes kandidaturen. Daaruit zullen we de scholen kiezen die het meest gemotiveerd zijn en die ook tijd en middelen willen vrijmaken.”

Die criteria zijn er niet voor niets. Naast motivatie is financiering een van de grotere struikelblokken als scholen willen omschakelen. Bonte: “Omschakeling is sowieso al een uitdaging op financieel vlak, maar land- en tuinbouwscholen hebben over het algemeen niet zoveel budget. Als ze voor bio dan een kleine schoffelmachine nodig hebben, zijn daar niet altijd de middelen voor. Landbouwscholen kunnen wel op dezelfde subsidies een beroep doen als boeren.”

Landwijzer staat vooral bekend om zijn eigen opleidingen voor biolandbouw. Wat is hun motivatie om hier aan te werken? Keirse: “Wij hadden in onze begindagen ontzettend veel te danken aan de samenwerking met het Nederlandse opleidingscentrum Warmonderhof. Ondertussen hebben we voldoende kennis en didactiek kunnen opbouwen die we nu graag inzetten voor de middelbare scholen. Daarnaast is het voornaamste doel van Landwijzer om werk te maken van een kwalitatieve groei van biolandbouw in Vlaanderen. Onderwijs is voor ons daarin een middel om dat te bereiken.”

Afbeelding
uiteenzetting landwijzer
Landwijzer

Tweesporenbeleid

Dat de strategie nu wijzigt en er met een kleine groep wordt verder gedaan, is een bewuste keuze. Bonte: “Om verandering te realiseren, zijn er twee strategieën die je kan volgen. Ofwel zorg je dat iedereen een kleine stap in de goede richting zet, of je gaat met een kleine groep all the way. Met de vroegere lerende netwerken volgden we enkel de eerste strategie, nu gaan we voor de beide aanpakken. Zo willen we een tweesporenbeleid voeren.”

Keirse: “Het voordeel is ook dat dit project tot heel concrete resultaten zal leiden. Binnen twee jaar zullen twee middelbare scholen omgeschakeld zijn. Dat wil niet zeggen dat we die bredere aanpak laten vallen: er zullen momenten voorzien worden waarop we de deuren van deze scholen openzetten en laten zien wat er al is gebeurd.”

Of die aanpak niet erg traag verloopt? Van Essche vindt het de meest duurzame manier om iets te bereiken: “Je moet gewoon vanuit de gemotiveerde leerkrachten en TAC’ers vertrekken. Van hogerhand iets opleggen werkt niet. Als een leerkracht niet overtuigd is van bio of agro-ecologie, dan zullen de lessen die hij daarover zou moeten geven ook nooit het gewenste effect hebben. Door te starten met mensen die het willen, proberen we gaandeweg meer mensen mee te krijgen.”

Bonte geeft ook aan dat de weg nog lang is, maar dat er al heel veel resultaat geboekt is. “Op dit moment zijn er van de 33 landbouwscholen 5 biologisch gecertificeerd. In 15 procent van de scholen kunnen leerlingen dus vandaag in de praktijk kennismaken met biologische en agro-ecologische landbouw. En in 2023 komen er als alles goed loopt, dus nog zeker 2 scholen bij. Dat had ik nooit had kunnen dromen toen we aan dit parcours begonnen.”