Pesticiden op drift

20 juli 2021

Chemisch-synthetische pesticiden laten overal hun sporen achter, en ook de biolandbouw ondervindt daar hinder van. Een harmonisatie van de regels rond residuen en declassering dringt zich op. 

Kobe Van Looveren - De Zonnekouter

Dit artikel verscheen eerder in Bio Actief 52. 

Het lijkt vanzelfsprekend dat er in biologische producten geen residuen van pesticiden aanwezig mogen zijn. Omdat biolandbouw het gebruik van chemisch-synthetische pesticiden uitsluit, bevatten biologische producten ook effectief veel minder residuen dan andere voedingsmiddelen. Dat blijkt uit zowat elk monitoringprogramma. Het Europese Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) en het koepelorgaan van de Europese bio-controleorganen (EOCC) komen bijvoorbeeld tot gelijkaardige conclusies: 85% van de bemonsterde bioproducten is vrij van pesticidenresiduen. Biologische voeding is dus gegarandeerd arm aan residu’s. 

Alleen verwacht de consument misschien wel 100 procent residuvrije bioproducten. De vraag is of volledig residuvrije biolandbouw überhaupt mogelijk is. Laten we niet vergeten dat we leven in een wereld waar pesticiden en andere chemische stoffen al decennialang op grote schaal worden gebruikt. Studies tonen aan dat chemische stoffen wijdverspreid zijn en zelfs teruggevonden worden in ongerepte omgevingen als de Noordpool. 

Zelfs als een bestrijdingsmiddel gericht toegepast wordt, kan het zich nog op verschillende manieren verspreiden in het milieu.

Wijdverspreid pesticidengebruik

Een Duits onderzoek uit 2019 keek naar de pesticidebelasting van lucht op verschillende locaties in heel Duitsland. Op alle plaatsen werd glyfosaat teruggevonden, vaak in combinatie met andere bestrijdingsmiddelen. Het ging zowel om steden en plattelandsdorpen, als om natuurgebieden en regio’s waar veel aan biologische landbouw wordt gedaan. 

Zelfs als een bestrijdingsmiddel gericht en lokaal toegepast wordt op een gewas met respect voor de goede landbouwpraktijken, dan nog kan het zich op verschillende manieren verspreiden in het milieu, bijvoorbeeld via uitspoeling van de bodem naar het grond- en oppervlaktewater of al meeliftend met de lucht. 
 

Bij dat laatste denken we meestal aan drift: fijne druppels spuitvloeistof die niet op de bedoelde plaats terechtkomen maar op naburige percelen. Een ander, ietwat onderbelicht fenomeen is vervluchtiging. Een deel van het gebruikte middel zal tijdens of na de toepassing vervluchtigen. Na transport door de lucht kan het elders weer neerslaan. Deze atmosferische depositie kan op korte afstand (enkele meters) van de plek van toepassing plaatsvinden, maar ook afkomstig zijn van tientallen kilometers verder of meer. 
 
Vorig jaar nog werden verschillende biologische en gangbare boeren in West-Vlaanderen geconfronteerd met residuen van prosulfocarb op hun boerenkool. Deze herbicide wordt gebruikt in de gangbare teelt van granen en aardappelen maar is niet toegelaten voor groenteteelt. Omdat de MRL (maximale residulimiet, het wettelijk toegestane maximale residu van een stof in of op levensmiddelen) overschreden was, kon de gangbare én biologische boerenkool niet langer vermarkt worden. 
 

Afbeelding
boerderij

Vervuiler onbekend

Voor biologische en gangbare boeren zorgt de blootstelling aan pesticiden via de lucht voor onberekenbare risico's. Contracten kunnen niet nageleefd worden als de wettelijke grenswaarden zijn overschreden of als private hogere eisen zijn overeengekomen. Omdat het vaak speciale gewassen zijn, zijn er ook geen andere verkoopkanalen. Daardoor kan de schade oplopen tot tienduizenden euro's. En omdat het niet mogelijk is om een vervuiler te identificeren, kan een boer ook geen verzekeraar aanspreken voor de geleden schade. De kosten vallen dus helemaal op de schouders van de betrokken bedrijven. 

Dit zijn geen alleenstaande gevallen. Ook in onze buurlanden werden reeds gelijkaardige problemen geconstateerd met vluchtige gewasbeschermingsmiddelen. De Duitse sectororganisatie Bioland vraagt daarom al jaren een verbod op de zeer vluchtige stoffen prosulfocarb en pendimethalin. De vrees is dat men in de zoektocht naar een oplossing niet kiest voor een verbod, maar voor een verhoging van de MRL-waarde. Dat helpt misschien gangbare groentetelers vooruit, maar voor bioboeren blijft het probleem in dat geval bestaan. 
 

Aanwezigheid van niet-toegelaten stoffen

Wat staat er in de nieuwe bioverordening over residuen? De Europese regels blijven voorlopig grotendeels ongewijzigd. In geval van ‘aanwezigheid’ van een niet-toegelaten stof, moet het product geblokkeerd worden en moet de controleorganisatie een officieel onderzoek instellen. Zo kan men bepalen wat de oorzaak van de contaminatie is en verifiëren of de biologische regels werden nageleefd. Wanneer uit het onderzoek geen inbreuk blijkt, blijft het product bio.

De term ‘aanwezigheid’ is niet nader gedefinieerd, maar toch van belang. Aanwezigheid is immers nauw verbonden met de analysemethode waarmee de stof wordt gedetecteerd. De afgelopen decennia zijn de analyses veel gevoeliger geworden. Zo kunnen nu zeer lage concentraties van bepaalde stoffen gedetecteerd worden, tot zelfs 1 ppb (parts per billion = deeltjes per miljard) of lager. Afhankelijk van hoe nauwkeurig de analysemethode is, zal een residu dus al dan niet teruggevonden worden. Daarom vindt het ene labo soms wel een residu, terwijl een ander labo op hetzelfde monster niks aantreft. ‘Aanwezigheid’ is afhankelijk van de detectielimiet van het betrokken labo en daarom misschien ongeschikt als maatstaf. 

Hoe performanter de analyses worden, hoe meer residuen we trouwens zullen terugvinden, rekening houdend met de (nog steeds groeiende) achtergrondvervuiling in ons milieu. Dat betekent ook dat meer bioproducten mogelijk geblokkeerd worden tot onderzoek heeft uitgewezen wat de oorzaak is. Zulke onderzoeken zijn bovendien meestal niet in één dag afgerond, ze kunnen maanden aanslepen.
 

Een automatische declasseringsdrempel heeft als voordeel dat het voldoet aan de verwachtingen van de consument. 

Op weg naar harmonisering

België is een van de weinige EU-landen die een wettelijke declasseringsdrempel opgenomen hebben in de eigen biowetgeving. Dat wil zeggen dat een product zijn biostatus verliest als een residu boven een bepaalde limiet wordt aangetroffen, ongeacht de reden van contaminatie. Klein maar wezenlijk detail hierbij: de drempelwaarde die in Vlaanderen gehanteerd wordt, verschilt van die in Wallonië. In Vlaanderen refereert men naar de detectielimieten in de MRL-wetgeving, terwijl Wallonië zich baseert op de detectielimiet van het laboratorium dat de analyse heeft uitgevoerd. In de praktijk kan dat situaties opleveren waarbij een product in het ene landsdeel wordt gedeclasseerd, terwijl het in het andere landsdeel wel nog als bio verkocht mag worden.

Zo’n automatische declasseringsdrempel heeft als voordeel dat het voldoet aan de verwachtingen van de consument en dat het gemakkelijk is. Het laat immers toe om snel een beslissing te nemen over het biostatuut van een product. 

Toch botst deze eindproduct-benadering met de principes van de biologische landbouw. Biologische productie is immers een holistische, procesgebaseerde benadering. In bio streeft men niet louter naar een eindproduct dat residuvrij is, maar naar een productieproces dat duurzaam en milieuvriendelijk is, zowel op de boerderij als tijdens de verwerking. De beslissing of een product al dan niet bio is, mag daarom niet enkel en alleen afhangen van een analytische test. 
 

Declassering niet behouden?

Dat is ook de reden waarom het al dan niet invoeren van een declasseringsdrempel voor pesticidenresiduen zo’n groot breekpunt is geweest bij de opmaak van de nieuwe bio-verordening. Omdat er geen akkoord bereikt kon worden, is de beslissing hierover uitgesteld tot 2025. De Commissie moet dan verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad, eventueel vergezeld van een wetsvoorstel om de situatie te harmoniseren. Op dit moment zijn er immers verschillende benaderingen in de EU-landen en dat leidt tot verwarring en conflict tussen ondernemers, controleorganen en overheden. 

Landen die een declasseringsdrempel hanteren, zoals België, mogen dat voorlopig blijven doen, maar enkel als het niet handelsverstorend werkt. Dat betekent dat we de declasseringsdrempel enkel mogen toepassen op onze eigen Belgische producten en niet op producten uit het buitenland. Omdat we hierin echter zo goed als alleen staan binnen Europa, en omdat het eigenlijk in strijd is met de basisprincipes van bio zal de drempelwaarde naar alle waarschijnlijkheid niet behouden worden in de nieuwe Vlaamse wetgeving.

BioForum zal voor de komende jaren dan ook de taak hebben om deze discussie te ondersteunen en informatie te geven, om zo te komen tot een geharmoniseerde residubenadering in de EU. Het zal sowieso een moeilijke oefening worden om een evenwicht te vinden tussen alle verschillende spanningsvelden. 

Vanzelfsprekend willen we graag dat biologische producten pesticidenvrij zijn. We leven echter niet in een ideale wereld en de schuld (en aanverwante kosten) voor de stoffen die anderen in het milieu verspreiden, mag niet op de schouders van biologische ondernemers worden gelegd.